Maandagochtend 8 november. De schilder blijkt het weekend ziek te zijn geweest. Het begon eigenlijk vorige week donderdagavond, de Bruijn worstelde met het kleurenpalet voor de lijkschouw (de Tulpvariant) in de ruïne van Rembrandts geboortehuis. Vrijdag sloeg de griep toe.
We drinken koffie. Een plastic krat staat vol nieuwe verf materialen te wachten.
Het grote schilderij van Rembrandts ruïneuze geboortehuis te Leiden, dat recent te zien was in het Stedelijk Museum de Lakenhal is terug. Ik zeg het een schande te vinden dat de Lakenhal het niet aangekocht heeft en zal bij directrice Meta Knol het doek alsnog aanbevelen. Het werk van de Bruijn werd als tweede genoemd in een publieksenquete onder de bezoekers over populariteit. Onbegrijpelijk dat die uitkomst niet verzilverd wordt.
De oud-directrice van de Lakenhal, Jetteke Bolten-Rempt belt toevallig net over verschillende onderwerpen, o.m. de aanstaande publicatie over het werk van de schilder, de beursaanvraag voor Berlijn en de substantiële verkoop aan verzekeraar Achmea. De Bruijn is hoorbaar tevreden over de afhandeling van één en ander.
Hans de Bruijn wijst de plek in de ruïne aan, waar het lijk ligt.
Maandagochtend 1 november. De schilder is bezig een beschilderd doek van een vierkant spieraam te verwijderen. Het wordt vervolgens zorgvuldig met de afbeelding naar binnen opgevouwen om vervolgens in de vuilbak te eindigen. Was het de botergele versie van Rembrandt’s lijk? Het gebeurt niet vaak, maar soms wiedt de schilder genadeloos in zijn oeuvre.
De zwakste schakel verdwijnt.
De eerdere studies zijn voltooid, Hans de Bruijn schilderde afgelopen week de grote versie. Aan de wand hangt een breed doek met centraal een kopie van het lijk van de Rembrandt uit het Amsterdam Historisch, bij de Bruijn opgebaard in een ruïneus dekor. De achtergrond is hellig groen en de geschilderde ruïne is die van het geboortehuis van Rembrandt in Leiden. Het lijk ligt in extreem perpectief met de voeten naar de toeschouwer toe, zoals op de Dead Christ, c. 1500, (tempera on canvas, 27′ x 32″) van Andrea Mantenga. Een slachtoffer.
Bovenop de schedel zijn de hersenen bloederig ontbloot. U kijkt recht in de open borstkas, het lichaam heeft een ontleding ondergaan. Over het onderlichaam ligt een doek gedrapeerd. De opgetaste corpus is als een driehoek in het beeld vervat, een vreemd soort vulkaan, waarbij de hersenen als opborrelende lava in de krater van de schedel schijnt.
Het schilderij wordt compositorisch opgedeeld door de smalle restanten van bakstenen muren aan weerszijden van het lijk, die het doek in drieën delen. Linker- en rechterzijde zouden tesamen scharnierend het middengedeelte precies overlappen. Is het een drieluik?
Hans de Bruijn stelt expliciet het morele verval aan de orde in de reeks rond Rembrandt’s dissecties. Een lijk in een ruïne, een verdubbeling van het verval, het is een ethische puinhoop.
Een schilderij in een museum is als een lijk in een ruïne?
Het gebouw kan schoon gepoetst zijn, maar wat als de bezoeker een stel hersens vol stront heeft?
We voeren kort gesprek over de noodzakelijke iconografische waarde van het schilderij als afbeelding. Cultureel verval en ethiek. Of en hoe de gages van voetballers en de gemeenschaps-subsidie aan clubs door een schilderij aan de orde gesteld kan worden. De invloed van de dichter.
Combinatie van twee onafhankelijke beelden in één ‘nieuw’ beeld. We keren terug bij het verse doek aan de muur.
“Hoe beschreef je het daarjuist? Armoedig, flets, karig, schamel?”
“Nee, sjofel.” Verbetert de schilder.
Een sjofel schilderij.
Donderdag 24 september 2010 ben ik bij de belangrijke Leidse schilder Hans de Bruijn op atelier. Hij werkt aan een nieuwe serie, waarin een lijk in een ruïneus landschap wordt getoond. Het is dubbelop, een ontzield lichaam in een restant van een woning, beide ruïnes dus.
Het lijk blijkt een interpretatie van het voorbeeld op het door brand beschadigde schilderij van Rembrandt in het Amsterdams Historisch museum. Een anatomische les. Een lijkschouw.
Maar die anatomie is nu opgevat als een dissectie, een ontleding, in een reflectie op het hedendaagse begrip van respect, het ene lijk ligt voor rot op de armoedige bende van het platgewalste huis. Ethiek. De Bruijn vraagt tevens naar hoe de celebratie werkt van een gemankeerd (namelijk ernstig beschadigd) schilderij, dat vanwege zijn afkomst, Rembrandt.
Hoe het schilderij van een schilderij geloofwaardig wordt in combinatie met de ruïne van het geboortehuis van Rembrandt in Leiden.
Wie houdt wie voor de mal? De schilder construeert bewust een enigma, een in zichzelf gekeerd probleem, het droste-effect van een ruïne in een ruïne. De ene is van geschilderd vlees en de andere van het gebulldozerde geboortehuis van de schilder. Het zijn ongelijke ruïnes. Maar het lichaam in de anatomische les is een ruïne? Als lijk, in de vorm van het verlaten huis, een lege huls, die vergankelijk blijkt en vergaat.
Hans de Bruijn plaatst het lijk in de ruïne. Hij laat daardoor de verrotting doordringen in het werk van Rembrandt, hij vervolgt Rembrandt, stelt wreed diens ruïneuze geboortehuis tentoon. Het is een provocatie aan de culturele elite gericht. Het zijn relevante schilderijen. Een schilderij in de schilderkunstige traditie van werkzaam, zichzelf reproducerend en van een pamflettaire kracht, maar vanuit een historische diepgang en referentiekader.
Bij de eerdere ruïneserie was al enig cultuurpessimisme zichtbaar.
“Als de gemeenschap op deze wijze omgaat met het geboortehuis van de grootste Rembrandt, een genie, hoe zal het mij dan wel niet vergaan?”, vroeg Hans de Bruijn zich eens hardop af. Het antwoord overigens niet afwachtend.
Ruïnes.
De schilder maakte inmiddels twee van formaat vergelijkbare voorstudies, waar het lijk zoals op het origineel met de voeten naar de beschouwer toe ligt, de hersenpan gelicht, een extreme verkleining perspectivisch van het lichaam in de diepte. Twee bescheiden formaat vierkante schilderijen als oefening, waar een driehoek door het opgetaste lichaam in de ruimte hangt. Horizontale streken in het onderstegedeelte suggereren een tafle, boven over het lichaam een architectuur van een booggewelf. Twee studies.
De één in clair obscur, zoals uit de hand van de meester en de andere in smerige kleuren, oranje, bruin en geel.
Aan de andere wand van het ruime atelier staat een breed, groot formaat panoramisch werk in opzet, pimpelpaars in de ondergrond met in zwarte verf een virtuoze schets erop. Het is het lijk van de Anatomische Les in de Tulp variant. De Bruijn vertelt dat het model hiervoor oorspronkelijk een zeventiende eeuwse Leidenaar was, die tot de dood door de strop was veroordeeld. De linkerarm is degene waarvan in functie van de anatomische les de aderen en spieren zichtbaar zijn opengelegd. Een trap in het schilderij van de Bruijn in de achtergrond lijkt rechts naar boven te leiden. Twee grote pilaren of steunbalken zijn op de voorgrond aanwezig.
Ik zie in het dode lichaam een Spaanse conquestador, met een sik en denk aan het jaarlijkse feest van Leidens ontzet.
Maandagochtend Hans de Bruijn heeft na het horen, afgelopen zondagochtend, van een cantate, “een soort gezongen preek” aldus de schilder, het lijk van de Anatomische Les van Tulp door Rembrandt nageschilderd. Het zijn voorstudies, in stevig gepenseelde effecten en kleurcombinaties, die beproefd en virtuoos ingezet worden om delen uit het grote werk voor te bereiden. Onmisbare voorbeschouwingen.
Het lijk van de Bruijn steekt eenzaam zwart af tegen een witte achtergrond. De opengesneden linkerarm, waarvan Tulp een ader lostrekt op het origineel , is door de Bruijn in een ingewikkeld kleurenpatroon uitgewerkt. Het contrast met het zwart-wit werkt wonderwel goed. Overtuigend, die arm is ontleedt of gedissecteerd. Maar Tulp evenals de zeven leerlingen ontbreken. Het ontzielde lichaam is geïsoleerd.
“Het was onaangenaam het lijk te schilderen” zegt Hans de Bruijn.
We spreken over hoe het verschil zichtbaar wordt tussen een dode en een slapende mens in een afbeelding.
Een derde versie van de eerdere twee hangt vers aan de witte muur. Een donkere versie. Hans schenkt goede wijn en interessante schilderijen.
Maandag 18 oktober. De Bruijn restaureert een oud schilderij. Het vet spat van het grote doek, mijn schoen glijdt uit in een smeer bleekgroen. Iedere keer dat ik de studio bezoek zijn mijn kleren aangetast door olieverf.
Het gerestaureerde doek lijkt uniform aan één van de Rembrandt’s studies van het lijk. De beide werken hebben dezelfde kleurstelling met het oranje als hoogtepunt. En daaromheen eigeel en frisse groenen afgewisseld met heftige purpers. Het landschap als het lijk.
De ruïne van de schilderkunst.
We spreken over Leo Castelli en Hans van Maanen. Cultureel verval.
Copyright Allart Lakke, 2010.