Zeist, 1961
Allart Lakke volgde zijn opleiding tot beeldhouwer aan de Akademie Sint Lukas te Brussel, en vervolgens aan de École Nationale Supérieure d’Architectue et des Arts Visuels (EN-SAAV), eveneens te Brussel. In 1990 keerde hij terug naar Nederland en vestigde zich in de stad Leiden. Daar ontmoette hij Onno S. met wie hij vanaf 1993 tot 2000 een intensieve samenwerking is aangegaan.
Het werk van Allart Lakke zou men kunnen zien als een poging om de grammatica van de verbeelding te verbeelden. Lakke manifesteert in al zijn werk een aandrang om te zoeken tussen de regels ofwel, als het om beelden gaat, naar ‘de beelden tussen de beelden’. Wat verbindt de beelden, die de mensheid sinds de prehistorie heeft voortgebracht met elkaar? Het zoeken naar en zichtbaar maken van een onzichtbare syntaxis, een onzichtbaar skelet waaromheen het vlees van de bestaande beelden zich voegt, is wat richting geeft aan al het werk van Allart Lakke. De consequentie daarvan is, dat zijn werk ook vaak daadwerkelijk oogt als een skelet: elementair, sober, maar altijd helder – en daardoor esthetisch.
Een eerste stap in de detectie van de onzichtbare syntactische elementen van het beeld waren de zogenaamde ‘portables’, die Lakke gedurende de eerste jaren van zijn loopbaan maakte: polyester afgietsels van voorwerpen die een leegte omsluiten. De afgietsels geven de restvorm van het afgegoten voorwerp een tastbare gestalte. Door deze sober ogende plastieken te voorzien van handvatten, worden ze letterlijk hanteerbaar, ‘portable’, gemaakt.
Na de ‘portables’ volgden de zogenaaamde ‘insupportables’: diverse gebruiksvoorwerpen, door Lakke. voorzien van zwenkwielen of scharnieren, die de gangbare functie van deze voorwerpen onmogelijk maken, en het object als het ware ‘beëindigen’. Door het object in zijn oorspronkelijke functie te beëindigen transformeert Lakke. ze tot rituele voorwerpen, die eindeloos bewogen kunnen worden, als waren het gebedsmolens. Waarmee het volgende syntactische principe in zicht komt, namelijk dat van de transformatie die een beeld veroorzaakt bij de toeschouwer van de ene gemoedstoestand in de andere.Deze transformatie noemt Lakke. ‘De Dubbele Deur’. De talrijke scharnieren, toegepast in de ‘Insupportables’, verbeelden die ‘Dubbele Deur’, waarbij het beeld is opgevat als een scharnierpunt tussen twee gemoedstoestanden.
Vanaf 1986 ontwikkelt Lakke. naast zijn plastische werk een tekensysteem, bestaande uit een schier onafzienbare reeks zorgvuldig bijeengebrachte pictogrammen. Ze zijn afkomstig uit heden en verleden, uit verre landen en van dichtbij. Het pictografisch systeem unificeert de meest uiteengelegen beeldtalen: van indiaanse rotstekeningen tot de logo’s van moderne multinationals. De pictogrammen zijn zodanig gestileerd, dat ze, als waren het lettertekens, binnen één tekening kunnen worden genoteerd. Het systeem maakt het mogelijk om voorstellingen uit zeer uiteenlopende culturen met elkaar te vergelijken en te analyseren – en aldus dichter bij de ‘beelden tussen de beelden’ te komen.
Het verrichten van handelingen is een ander syntactisch element dat door Lakke uitvoerig is onderzocht. Schoonheid – in de kunst, maar ook daarbuiten – is volgens Allart Lakke een gevolg van zorgvuldig en beheerst handelen. Men kan slechts schoonheid genereren indien men iedere handeling die men verricht, zo precies mogelijk uitvoert. Onzorgvuldigheid in het handelen drukt zich ogenblikkelijk uit in de materie. Het werk van Allart Lakke wordt door dit besef een appèl tot zuiver handelen. Daarbij schuwt hij een spartaanse tucht niet.
Onno Schilstra.