Het kantelpunt van bierbliklusjes

De schilder Casper Faassen vertelt over het kantelpunt en hoe dat bestudeerd wordt. De nauwkeurige waarneming van de overgang van de ene situatie naar de andere.

Aan de rand van het toelaatbare, voorbij de grens van het betamelijke. Ah, de Avant-garde, in de weer met pamfletten, taboe overschrijdend gedrag en idealen. Het is allemaal verleden tijd, tenminste, dat wordt dagelijks herhaald als boodschap. Ik twijfel echter.
Stelt deze tijd geen voorwaarden of eisen waaraan feitelijk voldaan moet worden om materie tot een kunstwerk te kunnen laten worden? Moet het kunstwerk geen kenmerken hebben, die terugslaan op de hedendaagse problematiek?  Welke thema’s zijn onderscheidbaar?
Vervuiling? Boring!
Krachtstof dan.

Denk aan het geluid van het openen van een blikje, voorbij het kantelpunt, die bevrijdende, sissende klik. Precies dat opengewerkt metalen lipje, waarmee u het blik opent, dat noem ik een bliklusje. Het is de materie van werk dat ik vanaf 1991 bij tijd en wijle uitvoer. Dat werk bestaat vooral uit een handeling, namelijk het bewust oprapen en sparen van achteloos weggeworpen bier/frisdrank-bliklusjes, in groep getagged met jaartal en vindplaats. Het werk wil een geabsurdeerd ecologische/etnologische suggestie wekken. Ik had ooit ergens gelezen dat de losse, aluminium lusjes een grote mate van vervuiling betekende. Blik wordt namelijk grotendeels gerecupereerd, maar de lusjes niet. De industrie is er sindsdien toe overgegaan de lusje anders te bevestigen aan het blik, maar desondanks peuteren mensen ze los, men wiebelt het lipje heen en weer tot het metaal breekt, en smijt het op de grond of wat ook voorkomt propt het in het lege blikje. Ik raap ze op.

Het begon in Leipzig, ik inventariseerde, al jagend door de stad, het vuil van de straat. Ik was op zoek naar Schwitters handelen en de macht van afval. In diens zonderlinge Merzbau waren immers nissen, waarin een nagel, een flessenkurk of een haarlok werd bewaard, die verering van afval als een reliek intrigeerde mij, (in Istanbul in het Topkapi is de nagel van Mohammed te bewonderen).
Een trance. Ik had een nieuwe jas, één die jagers dragen, en ik floot de hele dag een vaste toon, alsof ik iets of iemand moest lokken. Ik heb meerdere dagen, vier waarschijnlijk, als een krankzinnige door Leipzig gezworven, in een jacht naar de macht van het vuil, alvorens uit te schiften wat de kwaliteit van Schwitters uitstraalde. Ik kocht een gewei en tuigde dat op met kettingen van het afval van Leipzig en het werk heette ‘Leipziger Schmuck ims Gehirn.’, het gewei is later verder verwerkt. De expo in 1991 heette ‘Wir Flandern’ en vond plaats in de Dependance Specks Hof. De bierbliklusjes waren zo prominent op de witte schedel aanwezig, dat het fonkelde.

Van een kunstwerk komt de schittering, een soort sterretjesregen, en krachtstof is voor de lading nodig.

Ik floot later diezelfde toon in andere steden en merkte de lusjes overal op, ontwikkelde er een oog voor.
Toen koos ik ervoor het veelvoorkomende en stedelijk repetitieve, het bliklusje, te ‘verzamelen’, eigenlijk gewoon op te rapen. In de veelheid is een soort kracht en tegelijk de anonimiteit. Het werk Kokopilau-De Wensput bestond toen al.

 

Titel werk (nickname): Kokopilau – Spring Well – Wensput – De Bron

Beschrijving: Zaaibak, zwenkwiel, tienduizend dubbeltjes. Kanvas blauwe zak met groene plasticzak, riem (hondenhalsband). Kanvas blauwe zak met witte ritssluiting, drie handvatten. In (pompelmoes-sap) kartonnen verpakking bank-wikkels van dubbeltjes.

Formaat:

Materiaal: Gegalvaniseerd ijzeren zaaibak, SKF-zwenkwiel, tienduizend dubbeltjes (chroom-nikkel-legering).

Jaartal: 06-11-1991

Verzekeringswaarde: fl. 6.111,–

Exposities: ‘Gallerie Transit’, Knokke 1991, ‘Wir Flandern’, Leipzig 1991, Transit, Leuven 1992, ‘het werk 1991-1993’, Leuven 1993, ‘Beelden uit de verzameling Leiden’, Lakenhal, Leiden 1994, ‘Licht, Lucht & Drama’, Lakenhal, Leiden 2003

Documentatie:

Fotografie Patrick Schrevens

De Standaard 18-19 sept. 1993, Dan Holsbeek

Gut Gutter Guts 2000

Fotografie Anton Poptie, Museum de Lakenhal, Leiden

In het bezit van: Museum De Lakenhal, Leiden

Bijzonderheden: Verkocht via Transit, december 1993

 

 

De zaaibak op een zwenkwiel, gevuld met zaad; een verzameling van tienduizend dubbeltjes, die doordat het dubbeltjes zijn geen ‘echte’ verzameling is. Het absurde van het dubbele en het ‘dode’ dubbeltjeszaad, wat moet daaruit voortkomen?
Het probleem van de kopie.
Er lijkt een zuiverende werking in de handeling van het oprapen te schuilen. Ik ruim sindsdien dus andermans afval op, mits ik op reis ben. Ik buk nederig voor elk bliklusje één keer en rijg vervolgens thuis gekomen alle lusjes aan een koord, met een tag, waarop jaartal en vindplaats vermeld staat. Ergens is het iets schoner geworden. Soms dient zo’n plek zich aan, het ligt vol met lusjes, sommige lusjes zijn gloednieuw of vertonen ware slijtage. Er is de minuscule hoeveelheid vuil op het lusje van de oorspronkelijke vindplaats, authenticiteit in de veelheid. Gedurende een verblijf in een andere stad raap ik ze al reizend op. New York, Londen, Parijs, Berlijn, Leipzig, Madrid, Istanbul enz. De duur van het verblijf in verhouding tot de hoeveelheid bliklusjes en exacte vindplaats zeggen iets onduidelijks over de mate van vervuiling, werkeloosheid of de kostbaarheid van blik enzovoort. Het is natuurlijk pseudowetenschap, maar een uitgangspunt dat mits helder uitgewerkt in een methode, tot zinvol onderzoek zou kunnen leiden.
En inmiddels zijn effectief deskundigen de archeologie van afval aan het bestuderen.

De uitstraling van de bossen lusjes is van een volkenkundig object, een soort Afrikaans sierraad, de tags geven het een wetenschappelijk soort  feel. Ik droeg het ‘sierraad’ op het uniform van de kompelarij met het mudheadmasker (effectief uit Afrika afkomstig), tijdens ‘DWARS (Moment)’, in Zichy te Leiden, 1996. Het werd daardoor geactiveert.

Het is nu 2009. Ik bewaar de massa aluminium lusjes momenteel op mijn toilet. Er is de kleinere bos als polsversie en een grote halsketting versie, die samen gedragen dienen te worden. U ziet de eerstgenoemde versie. Het werk is wezenlijk onaf, want het groeit met mijn autobiografie. De samenbundeling is een ledig soort reisverslag, want overal blijkt hetzelfde vuil te zwerven.
Elk lusje vertegenwoordigt echter een buk en is een zuivere buiging, een kantelpunt en het begon bij Schwitters en het vuil verheffen.

Na de ‘Leipziger Schmuck ims Gehirn’ ontstond de opbouw naar de Eerste Golfoorlog, real time te volgen via CNN. Ik werkte koortsachtig aan Memento Hominum, de reiskoffer opgevat als een noodzakelijke Minimal Survivor.

Allart Lakke, 2009 – 2013.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *