Jan Hoet is vannacht overleden. Zijn faam als curator is groot en zijn bijdrage aan de ontwikkeling van kunst en kunstenaars ongekend. In 1988 nodigde hij mij uit voor deelname aan ‘Confrontatie & Confrontaties’ in het Museum van Gent en in 1989 opende hij de solo in Transit van mijn werk. Het is jammer dat hij niet zal zien waar mijn werk, ‘een avontuur’ in zijn woorden zal eindigen. Ik mis hem nu al.
Dat schreef ik op FaceBook afgelopen 27 februari.
Ja, een redenaar van onnavolgbare gedachtensprongen. “Versta je wat ik bedoel?” herhaalde hij later regelmatig, alsof hij aanvoelde wanneer de werveling van redeneringen vergezocht begon te klinken. Mijn introductie bij Jan Hoet (1936-2014) verliep langs Willem Elias. Die laatste toonde foto’s van mijn portables aan een onmiddellijk enthousiaste Jan Hoet. In het museum was in 1988 een zaal ingericht met mijn werk naast dat van latere kopstukken waaronder Wim Delvoye, Patrick van Caeckenbergh en Anne-Mie Van Kerckhoven.
Jan Hoet was vraatzuchtig als een roofdier in de kunst, begiftigd met de blik van een adelaar. Zijn tomeloze werklust, fanatisme en doorzettingsvermogen, zijn intuïtief inzicht en zijn spraakvermogen in een eigen jargon zijn opvallende kenmerken. Een karakter met een bepaald soort grilligheid die authentiek en verwarrend werkte. Zijn persoonlijkheid kon soms verstikkend zijn, agressief en dominant.
“Joseph Beuys sprak alsof er vet uit zijn mond kwam!” beweerde hij die zaterdagmiddag in Leuven, de toenmalige plaats waar galerie Transit was gevestigd en Jan Hoet het openingswoord zou voeren later die avond 8 april in 1989. Met die vergelijking wilde hij mij uitleggen in welke mate de materie uniform is in het oeuvre van een kunstenaar. Hij vond mijn dubbelzijdige tekeningen op A3 formaat in inkt niet aansluiten bij de portables en suggereerde mij deze uit de show te verwijderen, ik besloot de discussie aan te gaan en de tekeningen zouden blijven hangen tot zijn complete ontevredenheid. Bert de Leenheer kwam in paniek aangesneld toen hij ons beider stemverheffing hoorde. Ik had geen keus in het conflict. Het was een no-win situation, als ik voldaan had aan zijn eis was ik een zwakkeling gebleken, manipuleerbaar en zonder pit, nu trotseerde ik de kunstpaus en sindsdien zou ik geïsoleerd van diens invloed opereren. In de schaduw van de machtige Hoet. Zijn toendertijd recente benoeming als curator van de prestigieuze Documenta in Kassel in 1992 en de strakke voorbereiding van Bert de Leenheer en Dirk Vanhecke van Transit maakten dat een groot en deftig publiek die avond op de been was. Verzameld was de beau monde van de Belgische kunst, bankdirecteuren, collectioneurs, kunstenaars en journaille, die niet zozeer voor mijn werk, maar vooral voor het event en de gelauwerde Jan kwamen. Jan Hoet sprak de menigte toe en één woord is mij heuglijk bijgebleven, het woord avontuur.
Brancusi zei over zijn korte stage bij Rodin, “Onder een hoge boom groeit alleen mos.” Ik zou vanwege mijn weigering zijn wil te eerbiedigen niet onder de vleugels van Jan Hoet getolereerd worden en ik voelde me in diens ménage ook niet geheel thuis, maar ik had opnieuw geen keus, want gedeeltelijk joeg de sluwe arend mij weg. Het uitspreken van de kwalificatie ‘Allart Lakke zijn werk is een avontuur’ die avond in Transit was een waarschuwing, voor mij verholen en verstopt in een compliment, maar voor de goede verstaander, bankiers en collectioneurs, voldoende duidelijk in de betekenis van risico, dus niet investeren. Ik zou niet langer door Jan Hoet worden gepromoot, de gewraakte tekeningen echter zijn uiteindelijk van fundamenteel belang gebleken in mijn werk. Mijn carrière heeft weliswaar geen internationale glans als die van de vele protégés van Jan Hoet, maar ik ben trots op mijn eigen weg en het intieme en kleine oeuvre dat zich ontwikkelde met het werk en denken van Joseph Beuys en Marcel Duchamp als verlichting op mijn weg. De decadentie en het onverholen cynisme in de afgelopen twintig postmoderne jaren zijn grotendeels aan mij voorbij gegaan alsmede de overproductie in werk. De inflatie van het woord kunst baarde mij zorgen. In die schaduw groeide ik.
Achteraf besefte ik terdege dat ik kortstondig in een uiterst beloftevolle situatie had verkeerd, in de belangstelling van zo’n machtige curator, die helaas zijn blik onmiddelijk afwendde bij mijn tegenspraak. De kans dat ik opnieuw in de belangstelling van een dergelijke curator zou geraken achtte ik onbestaand. Mijn respect voor de man bleef onverminderd, in 1999 moedigde ik luidkeels een boksende Jan Hoet aan bij de opening van het S.M.A.K., het in 1988 aangekochte werk getiteld Sequel is in die collectie opgenomen. Verschillende malen sprak ik Jan, maar zijn belofte om iets met mijn werk te zullen gaan doen werd geen bewaarheid. De teleurstelling heeft mijn beeld van Jan Hoet als groots en invloedrijk curator nauwelijks beïnvloedt. Hij was een begenadigd veelvraat, die de controverse niet schuwde en ongemeen hard oordeelde. Hij lanceerde met grote snelheid en regelmaat kunstenaars, die als sterren aan het firmament zouden moeten schitteren, maar even snel weer uitdoofden en verdwenen. Hij toonde geen angst, maar was soms roekeloos en meedogenloos met zijn macht. Zijn gelaatstrekken waren hard en zijn gretigheid leek obsessief, edoch zijn arendsoog reikte diep.
Een avontuur!
Jan heeft zijn gelijk gekregen, mijn werk is een avontuur geworden. Het is de cartografie van Archipelago, a cleptocracy die uitmondde in het fantasy adventure getiteld In de ban van de Censor.
Bedankt Jan. Rust zacht, vreemde man.
Allart Lakke, 2014.
danke Allart voor jouw tekst.
Op 1 maand na is dit 25 jaar geleden, en er komen mooie herinneringen terug.
We blijven geloven in jouw avontuur,
db