Het genie Tolkien en de nachtmerrie

J.R.R. Tolkien (1892-1973) had de schurft aan een freudiaans soort psychologisering van zijn literaire werk en van de schare bewonderende hippies moest hij ook al niets hebben.
Hij reisde zelf nauwelijks en leidde een repetitief en saai leven. Denk aan lesgeven, ouderwets wandelen en een duf herenclubje. De talenknobbel sprak zelf onduidelijk, binnensmonds en sprong van de hak op de tak in onderwerp. Een verstrooide professor dus, die een specifieke nachtmerrie heeft.

ietsover-

 

Het genie Tolkien schrijft in een brief (The letters of J.R.R. Tolkien van Humphrey Carpenter) over een zich herhalende droom van een enorme overstroming. Een heel eiland verdwijnt in de golven. Het blijkt dat zijn zoon eenzelfde soort nachtmerrie droomt. En effectief ik ken eveneens een dergelijke angstdroom.
Het vormde een belangrijke bron van inspiratie voor Tolkien, die de herkomst van deze nachtmerrie uit een collectief geheugen veronderstelde en de indringende gewaarwording verwerkte in de kroniek over het eiland Numénor in de Silmarillion. Het is een nieuwe versie van de Atlantismythe. Ook hier decadentie en machtsmisbruik, taboeschending en hoogmoed, namelijk in het streven naar onsterfelijkheid, die vooraf gaan aan de deluge, de teloorgang van een hoogstaande cultuur met al haar kennis en wetenschap, verzwolgen in de golven.

Een uitzonderlijk talent voor talen. Wat betekent het effectief bij de persoon Tolkien?
Die ervaring in zijn jeugd met het Welsh, in een natuurlijke aanspraak en omgang. Door de herkenbaarheid, de structuur en betekenis, die vanzelfsprekend lijken te zijn, ontstaat mogelijk het  idee van een voor programmering. Een dergelijk opvatting bezigt de taalwetenschapper Noam Chomsky, voorzover ik het begrijp. Het verklaart aanleg, het aangeboren talent door de aanwezigheid in de hersens van een soort van matrix of mal, die ontvankelijk is voor taal, voor het grammaticale, de klank en de letters, betekenis en verband, enzovoort.

De oorsprong en diffusie van talen was mogelijk een onderwerp van de studie tijdens het hoogleraarschap in de vergelijkende taalwetenschap van Tolkien. De taal als anomalie, asynchroon en muterend.
Opmerkelijk genoeg lijkt het erop dat de hoogleraar een eerdere beschaving als mogelijke bron voor een aantal afwijkende talen mogelijk achtte. Zijn herhaalde Atlantis nachtmerrie en het daaruit ontstane geloof in de overdracht van kennis of ervaring in een gemeenschappelijk geheugen én de overal voorkomende identieke mythologie, die intuïtieve combinatie prikkelde zijn fantasie. Het ontwikkelde zich tot een creatieve vorm van geloof.
Misschien heeft J.R.R. Tolkien als hoogleraar verwoed gezocht naar de wortels van de talen en die niet gevonden.
Tegelijk creëerde hij echter geloofwaardige, ontbrekende talen, die wellicht ‘missing links’ vormen in de geschiedenis van bestaande talen. Hij creëerde die in de diepte van de overeenkomstige woordbeelden, in klanken en betekenis naar de bron toe ontwikkelend, vanuit het concept dat een dergelijke oorsprong bestaat.
Het zijn uiteindelijk de woorden in die door Tolkien ontwikkelende talen, die in onderlinge samenhang zinnen en de literatuur vormden, niet andersom. Als een vorm van dictaat. Ondanks de volharding en rationaliteit, het wel overwogene is er de sterke toepassing van intuïtie. In zijn literatuur zijn de talen en het schrift een vorm van gift, die compleet is vanaf haar intrede. De taal is een ontwerp, niet gegroeid uit rudimentaire klanken en probeersels, maar als een volstandig geheel door een cultuurdrager overgedragen en geschonken aan bijvoorbeeld de mens. Die rol heeft J.R.R. Tolkien zelf vervuld. Hij is zelf Faënor, die een eigen alfabet ontwierp, die een eigen taal en literatuur vormde.
Op het dubbel graf staan de namen Beren en Luthien.

Het literair wereldbeeld van Tolkien bestaat uit een groots pantheon, de goden noemen de Valar en er bestaan velerlei vormen van intelligente wezens, goed en fout. Een complexe hiërarchie, waarin het verval van hoge naar lagere cultuur in de chronologie opvallend is. Het continue verminderen van de kunde en vaardigheid, van kennis en wijsheid in de wereld. Hoe het duistere groeit. Het perverteren van de creatieve krachten onder invloed van het kwaad. Het lijkt de simpelste samenvatting van zijn gehele werk. Het is het thema van de door hem bewerkte Atlantismythe, waarin het de veile Sauron is die de val van oorspronkelijk zuivere Numénor veroorzaakt. Het taboe wordt op zijn aanraden overtreden.
Numénor verdwijnt in de ‘abyss’ en de wereld wordt gebogen en de rechte weg (naar het land der onsterfelijken) verdwijnt. Het land van de Valar is permanent afgesloten voor de mens, als een soort van straf, de terugtrekking van hun invloed.
Later opnieuw verval toen de rest van faërieland verdween, oftewel haar inwoners, na de val van Sauron in de Derde Era waarna de mens alleen achter bleef in de wereld.

Enkele getrouwen overleven de ramp evenwel en zijn opnieuw cultuurdragers voor de minder gecultiveerden. Gedeeltelijke overdracht van hogere kennis en kunde. Oorsprong van geloof in ‘goden’.
De zondvloed wordt een mythe en een nachtmerrie die bij de gevoelige ziel opnieuw in het geheugen opduikt.

Allart Lakke, november 2009.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *