Het drama van menselijke verhoudingen is in de Griekse tragedies uitgewerkt. Staat de mens misschien in een simpeler relatie tot de omgeving, tot de dingen, die om ons heen zijn, onze producten? Hoe verhoudt zich bijvoorbeeld de kunstenaar tot haar/zijn werk? Enkele voorbeelden van vreemde relaties van kunstenaars met hun werk.
De relatie tussen de schilder en zijn schilderij was bij de sombere Noorse schilder Edvard Munch (1863-1944) extreem. Hij beschouwde zijn werk namelijk als zijn kinderen. Als hun gedrag hem niet beviel werden de schilderijen gestraft door in een open buiten atelier in de winterse sneeuw gestald te worden. The horse cure noemde de behandeling, een paardenmiddel. Het is niet van onze tijd. Maar de schilder verkocht zijn kinderen niet. Als een collectioneur een bepaald werk wilde schilderde Munch een nieuwe versie en verkocht deze als het origineel. Van veel werk bestaan dus meerdere versies. Er bestond een verwarde en complexe relatie tussen Munch en zijn werk.
Een navrant voorbeeld van de hechting aan het zelfgemaakte ding. Soms gaat een werk onvoltooid en onherroepelijk verloren tot treurnis van de schepper, zoals geschiedde met de onvolprezen Merzbau (vanaf 1923 tot 1937) van de dadaïst Kurt Schwitters (1887-1948). Merzbau was de dramatisch verbouwde binnenruimte dwars door zijn ouderlijke woning heen in meerdere kamers. Het leek een grot met sculpturale spelonken, een architecturaal groeisel in een burgerlijk huis. Het imposante environment werd helaas vernietigd bij een bombardement op Hannover in 1943. Schwitters zelf was al in 1937 naar Noorwegen gevlucht en vandaar naar Engeland in 1940, waar hij in 1948 ontheemd overleed. In het Sprengel Museum zou de Merzbau nagemaakt zijn op basis van foto’s en beschrijvingen. Een onmogelijkheid, aangezien in de Merzbau allerlei unieke voorwerpen en intieme dingen van vrienden waren opgenomen, onvervangbare relieken, nagels, een lok haar, een glas waaruit gedronken was en dergelijke. Het vormde de lading. Kurt Schwitters bouwde een tweede Merzbau in Noorwegen en een derde in Engeland, maar hetgeen verloren was gegaan was onherstelbaar.
Sommige relaties worden eenzijdig afgebroken, bijvoorbeeld die van de Hellepoort (begonnen in 1880) en de beeldhouwer Auguste Rodin (1840-1917). Het is zijn levenswerk en een relatie tussen een magistraal werk en de kunstenaar die zevenendertig jaar duurde en eindigde met de dood van Rodin. Meer dan tweehonderd figuren zou hij hebben voorzien. Maar uit de deuren van de hel ontsprongen autonome beelden, het bleek een oneindige bron vol krachtstof. Natuurlijk is het onaffe karakter het summum van de romantische worsteling van het genie met content en materie, maar tegelijk een reëel gegeven. Sinds de dood van Rodin zijn terecht verschillende bronzen versies afgegoten. De beeldhouwer zelf kende alleen zijn witte, gipsen versie, die in Musée d’Orsay staat. De Hellepoort is een onaf meesterwerk, wellicht vanwege de onmogelijke opgave de deuren van de hel uit te beelden. Voor eenieder, zelfs Rodin ‘having too big a bite to chew’. Sommige relaties blijken onvervuld te blijven, beslist niet leeg, maar onbeëindigd.
De relatie tussen het meesterlijke Victory Boogie Woogie (1942-1944) en de abstracte schilder Piet Mondriaan (1872-1944) is eveneens wezenlijk onaf. Mondriaan heeft het schilderij niet beëindigd, hoewel hij het werk nog in de laatste tien dagen voor zijn dood grondig en intensief heeft herzien. Het schilderij is fysiek onaf. Is het dan een mislukt schilderij? Het oppervlak van het doek bestaat uit olieverf, gekleurd plakband en papiersnippers. Het werk bevind zich ‘in statu nascendi’, het wordt continu geboren, het ontwikkelt zich, maar die ontwikkeling kent geen einde. Het schilderij blijft in wezen onbegrepen, want het is onaf, het verlangt afwerking. Het is zielig, want het openbaart intenties, maar vervult deze niet. Conclusie, een mislukt ding is stuk of onvolledig, onaf dus.
Welnee, onzin, het feit dat het schilderij onaf is, maakt het niet een minder zuivere Mondriaan, die drie jaar werkte aan het doek. En abstractie is mogelijk geen eindige functie, misschien zijn alle schilderijen van Mondriaan onaf in die zin. Tegelijk heeft Victory Boogie Woogie, te zien in het Gemeentemuseum Den Haag, de zweem van een vergevorderd stadium, heel veel keuzes lijken bewust gemaakt, zijn bewust gemaakt. Maar vergevorderd, dat is een suggestieve waarneming, want het is onzeker hoe het schilderij uiteindelijk zou zijn geworden.
Een turbulente en beëindigde relatie. Soms is het werk definitief onvoltooid verklaard door de schepper zelf en vervolgens gedeeltelijk onherstelbaar stuk gegaan, gerepareerd en als nog af verklaard. Onaf en kapot, het is het lot van het Grote Glas (1915-1923) van avant-gardist Marcel Duchamp (1887-1968). De relatie tussen de maker en het werk lijkt plotseling bekoeld in 1923. Het onderwerp is de geslachtsgemeenschap, het bedrijven van de liefde, de bevruchting, maar de obsessie is verdwenen en de taak of het beeld is feitelijk vrijwel volbracht. Het Grote Glas is een meesterwerk, weliswaar niet compleet voltooid, maar subtiel en arbeidsintensief vervaardigt. Het is na acht jaar concentratie en inspanning een begrijpelijk einde, maar geen emotieloos afscheid van de eenzijdige relatie, want als het Grote Glas breekt tijdens transport in 1926 herstelt Duchamp zijn schepping liefdevol en uiterst nauwkeurig. Vanwege de (gespiegelde) schade verklaarde hij het werk alsnog als voltooid en de relatie beëindigd. Marcel Duchamp begreep het belang van zijn grootste werk volkomen. Hij plaatste het origineel uiteindelijk in het Philadelphia Museum en met zijn goedkeuring zijn uiteindelijk enkele kopieën van het Grote Glas vervaardigd. Zijn relatie tot hetGrote Glas was stabiel, in genegenheid en warmte.
Wat betekent het, de Hellepoort, de Victory Boogie Woogie en het Grote Glas zijn drie meesterwerken, maar alle drie onaf en desondanks permanent in de publieke belangstelling. Onaf, het betekent dat bovenal ons streven belangrijk is, want is niet alles onaf? De relaties tussen werk en schepper getuigen van langdurige worstelingen, jarenlange, intensieve arbeid en concentratie. Die intense verhouding tussen maker en maaksel heeft met lading en krachtstof te maken. Het is bijna zoiets als bij Frankenstein of de Golem, het creëren van een noodzakelijke levenselixer. In elke relatie moet voldoende lading en krachtstof zitten naast de mentaliteit om moeilijke tijden te overbruggen.
Noli me tangere.
Allart Lakke, 2013.