Het lijkt een absurde vraag. Of abstracte kunst voorkwam in Auschwitz? Geproduceerd als troost, tijdverdrijf, denkmethode, afleiding, noodzaak, enzovoort maar duidelijk abstract.
Jean Améry schreef het boek ‘At the mind’s limits’, waarin de vraag wordt behandeld of een intellectueel voordeel had aan de kennis en opleiding, die hem/haar onderscheidde van de doorsnee kamp slachtoffers. Nee dus, is de conclusie van Améry.
Hij schrijft over de leegte in de herinnering aan gedichten, die voordien belangrijk en inhoudelijk relevant leken.
Over de nutteloosheid van kennis in de brute, dagelijkse realiteit. Over primitief gedrag, slachtoffers en beulen. Ook Primo Levi behandeld het probleem, enerzijds hecht hij troost uit Dante, maar anderzijds stelt hij duidelijk dat de besten niet overleven.
Vandaar mijn vraag naar abstracte kunst. De status daarvan.
De documentaire component bij beoordeling van werk vervaardigd in de kampen is omnipotent. De categorisering lijkt vreemd, ‘Art of the Holocaust.’ De gruwel en kunst, een uitzonderlijke gebeurtenis in bijzondere getuigenissen van kunstenaars. Een apart hoofdstuk. De vernietiging van de kunstenaars, die op hun weg naar de dood de gruwel illustreren in tekeningen. Direct en helder. Kunstwerken als het schamele maar waardevolle restant, het fysieke document. Als ik met het oog van kunst de werken uit het boek bekijk, isoleer ik de kwaliteit van de kunde, het talent, anders als wanneer ik vanuit het oogpunt van de getuigenis kijk. Het is haast ondoenbaar, de connotatie naar de omstandigheden waaronder het werk ontstond niet continu te voelen, die vormen immers deel van het afgebeelde. Het belang is die getuigenis en niet het kunstzinnige gehalte. Desondanks heb ik voorkeuren.
De positie van de kunstenaar-kamp gediende in de kamp hiërarchie is van belang in de onderwerpskeuze, met name de kunstenaars met Poolse namen lijken grotere bewegingsvrijheid te hebben. Het zijn gradaties in ellende. Bedenk, Musselmänner bezaten noch papier of potlood noch tijd voor reflectie.
Opvallend is dat idealisering ontbreekt, alhoewel karikatuur en cartoons voorkomen. Het is vooral de gruwel zelf, niet afstandelijk waargenomen, maar ondergaan. Het beeld van het kamp, een tekening daar gemaakt is weliswaar een directe getuigenis van een ‘andere’ wereld, maar tegelijk is de tekening deel van die wereld, daarin ontstaan, een stuk van die ‘andere’ wereld. De mentaliteit is doordrongen van de fysieke plaats waarin het ontstond. Beïnvloedt en bepaald. Een verschil met de ‘vrije’ kunstenaar lijkt, het klinkt banaal, de studio, de omgeving, de ‘vrije’ onderwerpskeuze en mogelijk de wijze waarop de afbeelding ontstaat. Natuurlijk is diens vrijheid relatief, maar evident groter in vergelijking met de vrijheid van de kampgediende. Het dwangmatige van de noodzaak tot getuigen is overigens in beide situaties aanwezig evenals de waarneming en reproduktie in beeld van een ‘andere’ wereld. In het geval van het kampslachtoffer is die ‘andere’ wereld de actuele realiteit in het geval van de ‘vrije’ kunstenaar irreëel?, een droombeeld, een visie of anderszins illusie.
Het verschil is het ontbreken van idealisering, het zou interessant zijn eerder werk van de kunstenaars te kunnen vergelijken met hun werk in het kamp ontstaan.
Keuzevrijheid. Het is zogenaamde ‘Outsider’ kunstenaars eveneens niet gegeven op een afstandelijke, redelijke manier hun eigen werk te beoordelen. Hun psychische stoornis belemmerd mogelijk de grotere ‘vrijheid’ van handelen, die een gewone kunstenaar heeft. Mogelijk is het de artistieke vrijheid die in het geding is.
Een soort restrictie die in het kamp eveneens aanwezig is in de vorm van directe vrijheidsberoving, de slaven status en schaarste in middelen, een psychische en fysieke beperking. Tekenen onder dwang of juist stiekem.
De werkelijkheid die fictie kan worden. Holocaust-literatuur. Feitelijke en gefantaseerde herinnering, van een dagboek verslag tot gefictionaliseerde romans. Het is een glijdende schaal. Van Victor Klemperer naar Jerzy Kozinsky. Niet in een tegenstelling echter, want de getuigenis kent allerlei vormen.
Maar er is tegelijk de noodzaak van de wetenschappelijke benadering, geschiedschrijving. Het grootse van Primo Levi in ‘Is dit een mens?’ is de onmiskenbare en opmerkelijke feitelijkheid van zijn getuigenis in een literaire romanvorm, de ultieme combinatie, getuigenis literatuur genoemd.
Zie blog ‘Mentaliteit’. Is het mogelijk instrumenten te maken, waarvan de waarneming niet door de mens wordt gedaan? Ja.
Programma’s die leren, machines die slimmer worden. Technocalyps.
Wat is de waarachtigheid?
De conclusie, het rammelt nog, maar ik geloof dat het kunstwerk een soort mentaliteit is, krachtstof. Helder is de mentale kracht van het idee, indien het compleet ontwikkeld en stoffelijk uitgewerkt is. Materie en concept vallen intrinsiek samen. Een motor. Zuiver. Functioneel. Naast die kwalificatie, functioneel, is de mate van ethiek in de mentaliteit meetbaar aan de tien geboden. Het werk is propaganda of document. ‘Om toch.’
Uitwendig geheugen.
Prothese?
Maar een prothese waarvan/waarvoor?
De prothese is als een drager van herinnering, een getuigenis. Uitwendig geheugen. In het geval van het concentratiekamp een collectieve last, de onuitwisbare misdaad.
Hier de vraag naar het vervuild vehikel. De materie. Kunst als mentaliteit. Vervuilde materie. Foto’s van executies.
Het reliek, een memento hominem.
Treurig is het ramptoerisme. Griezelen.
Ik voel geen behoefte de kampen fysiek te bezoeken. Alles er om heen is voldoende angstwekkend.
Abstracte kunst nå Auschwitz.
Zeker. De louterende werking van Rothko in de Seagram Panels serie.
Allart Lakke, 2010.