Suspense a La Maurice Braspenning

getattachment-2-300x227

 

Door het werk van Maurice Braspenning heen sluimert een diep verlangen naar ‘suspense’. Maar wat is suspense precies?

“Suspense is a feeling of uncertainty and anxiety about the outcome of certain actions, most often referring to an audience’s perceptions in a dramatic work …”

Dat klinkt mooi en veelbelovend, het wordt vervolgd.

“Suspense is a combination of anticipation and uncertainty dealing with the obscurity of the future”.

Spanning en sensatie zijn de Nederlandse woorden die in de buurt komen van suspense. Maar ook onzekerheid, stress en anticipatie zijn van betekenis voor suspense én de rol van de toeschouwer. Al deze elementen beheerst Maurice Braspenning in zijn schilderkunst.

Maurice Braspenning is dus een schilder van de suspense en zijn werk oogt dan ook filmisch als stills. Er is bravoure en nieuwsgierigheid in zijn schilderkunstig handelen aanwezig en overtuigingskracht in het daardoor opgeroepen beeld. Hier is een schilder, die vol lef het landschap verkent en de handeling van het schilderen beslist niet routineus opvat.

De schilderijen van Braspenning bestaan kortweg uit series kleine, middelgrote en hele forse houten panelen, blackboards, afgedekt met schoolbordzwart waarop strakke krijttekeningen gefixeerd zijn. Oorspronkelijk ontstond de schoolbord serie bij toeval. In het voormalig schoolgebouw, waar zijn atelier is, slingerden ze logischerwijze rond.

 

“… ik tekende er dan samen met mijn zoontje Nino hele werelden op.”

 

Maar tot zover de anekdote, Maurice Braspenning is namelijk een kunstenaar die een aantal onorthodoxe, ‘eigen’ schilders technieken gebruikt, die inmiddels mede beeldbepalend zijn. Hij hanteert naast het krijt de effecten van de speedboor, zaagblad en de bandschuurmachine. Zijn werk is van een gelaagdheid, die ook letterlijk in het oppervlak is uitge-etst, gefreesd en geschuurd of juist met verf of anderszins is opgehoogd. Hij past uiteenlopende materialen toe als lakverf, nietjes en tweecomponenten houtrotvuller. Soms zijn er vale en geschuurde stukken in de schildering. Of er is beschadiging van het houten oppervlak met minieme boortjes. Het aangetaste oppervlak is dan harig, pluizig en poezelig, subtiel gemanipuleerd en geboetseerd. Het zijn allemaal vakkundig toegepaste barokke effecten, die het lichamelijke, de huid van het schilderij bepalen en tevens ingrijpen in de compositie en haar betekenis. Het werk is daardoor heel fysiek en aanwezig.

Naast die schilderstechniek ontwikkelde de kunstenaar een herkenbare eigen beeldtaal. Daarin zijn veelvuldig zichtbaar: auto- en vliegtuigwrakken, wasbakken en spiegels, tv’s op ruisbeeld en koptelefoons, maar ook een tank, zitmeubels en audio installaties, boekenkasten, lichtsporen, brandende peertjes in lege buildings, schimmen van mensen, kooien en ladders. Een volstrekt eigen idioom.

 

“Ik geloof toch echt dat ik jongens- of mannenschilderijen maak.”

 

Bij Maurice Braspenning komt creatief handelen mede voort uit een vondst, bij toeval, uit het spel van jongetjes die samen aan het knutselen slaan en elkaar verhalen vertellen. Hier blijkt een romantische opvatting van creatief gedrag uit, het is dan de oerdaad en het ontwikkelt zich spelenderwijs.

Maurice Braspenning duidt het creatief proces als het gedeeltelijk ophalen uit de materie van een beeld. Hij streeft daarbij bovenal naar zeggingskracht, eerder dan naar virtuositeit, hij werkt weliswaar zorgvuldig en georganiseerd, maar vanuit een creatief instinct in een gevecht van alles of niets.

 

“Een schilderij? Of het is helemaal goed of niks, een beetje okay kan niet.”

 

Door de vermenging van picturale bronnen als de documentaire fotografie, striptekeningen, scenografie, in de wit-zwarte krijttekening en de rauwe techniek van speedboor en cirkelzaag ontstaan harde contrasten in de schilderkunst van Braspenning. Over-articulering in een hedendaagse mix van Interbellum, gotiek, Rock and Roll, action man, motoren, corporated identity en de speedboor. De tedere krijtstreep tegenover de versplinterende speedboor is extremistisch schilderen. Hier gaan alle registers open, hier geen belemmering in techniek. Op de werkwijze van Maurice Braspenning zou de term ‘subtiel’ geweld van toepassing kunnen zijn. Hij werkt immers onder meer in de continue verfijning van methodische aantasting van het eigen beeld en hij verdubbelt daardoor zijn schilderkunstige illusie.

Kortom de schilder formuleert in een helder idioom. Het werk wordt soms als ‘unheimisch’ ervaren, wat beklemmend, griezelig, naargeestig en onheilspellend betekent. En het werk is somber, schraal, want in die gelaagdheid van sporen zijn de werken zonder uitzondering slechts restanten in een leegte. Het zijn beelden uit een ‘andere’ wereld.

Maar de schilderijen zijn tegelijk een sensatie, die gelezen moet worden, ontleedt, waardoor een soort van clutch ontstaat. Een kortstondig freewheelen. De sfeer in zijn werk is van een desolaat landschap, een cultuur in verval. Desondanks is het werk niet hopeloos.

 

Neem bijvoorbeeld het bovenaan afgebeelde werk The Gravel Pit, 185 cm x 250 cm uit 2008.

U ziet een ondersteboven gekeerde auto. Op de onderkant is de installatie van de grijze uitlaatpijp uitgewerkt. Links van het midden daalt een soort metalen constructie voor de auto langs af, de vormen zijn geknikt als van metaal, ze omsluiten de auto. De deur van de omgekeerde auto staat open gewrikt, alsof iemand net uit het wrak is weggekropen. Een koptelefoon ligt naast het wrak en losse cd–schijfjes met een stapel bijbehorende doosjes ernaast. Vreemd, een ongeluk? De grond is bedekt met scherven. Over de gehele oppervlakte zijn kleine en middelgrote gaten geboord, dwars door het paneel, de lucht is ijl door regen van klankkleurige ballen. Kleine kruisjes, oorspronkelijk tegelkruisjes hangen in de lucht, als een soort vloek in pijn verzucht.

We zullen ons moeten bukken om in het karkas van de auto te kijken, mogelijk zijn er slachtoffers. Een akelige gedachte. Suspense.

Maar bij Braspenning moet u twee keer kijken. Want die gestapelde cd-doosjes betekenen dat het wrak niet op het moment van het ongeluk is afgebeeld. Feitelijk is de titel een nummer van de hiphopgroep de Wu Tang Clan en iemand heeft in het wrak naar die muziek zitten luisteren. Kicken. Het geluid lijkt in de abstracte ballen en kruisjes uitgedrukt. De verfijnde detaillering is weelderig.

 

Het schilderij beschrijft een specifieke sensatie als uitgedrukt in het grote werk Skid uit 2009, 185 cm x 250 cm uit 2008.

Titels zijn gegeven als een extra dimensie, die verhelderend werkt in de verhalende betekenis van het schilderij. Het werkwoord ‘to skid’ betekent slippen of uitglijden. Het schilderij toont dan ook een op de knieën gezegen figuur, de handen rustend op de benen, het hoofd is voorover gebogen waardoor hij moedeloosheid uitstraalt. De terneergeslagen persoon is in zwart uitgespaard, contrasterend met een achtergrond van wit krijt die gedeeltelijk uitgeveegd werd. Een wasbak, op de rechter muur gemonteerd, is zichtbaar, de omgeving blijkt een betegelde toiletruimte. Achter de mens langs is een pikzwarte plint, die duwt de figuur de ruimte in. Precies over de oppervlakte van de ineen gezonken figuur zijn van formaat variërende cirkels als een los patroon uitgespreid. Het zijn ronde, ondiepe uitsparingen in het hout, sporen van de speedboor, er vallen gaten in de persoon. Het is verwarring en pijnlijk, de houding van overgave na een slippertje. Een mentaal en fysiek beeld, een dieptepunt van machteloosheid, en tegelijk het moment voor de wederopstanding, want de benen staan al gespannen en de figuur zal ondanks de overgave niet ter plekke sterven.

Het werk heeft een Jugendstilachtige verfijning in de decoratie. Het blijkt een intens persoonlijk beeld.

 

“Werk gaat over je eigen shit, de dingen die je meemaakt. Ook dingen die je voor jezelf houdt.”

 

Ons tomeloos observeren wordt aan de orde gesteld in de werken Cam, 60 cm x 45 cm, 2006 en het gelijkaardigeViewpoint, 60 cm x 60 cm, 2006. U ziet een vierkant paneel in schimmig zwart, daarop afgebeeld in helder wit krijt een beveiligingscamera. Het is de tijdsgeest. Het ding hangt ondersteboven aan een plafond. Overal draden die druipen en slingeren in een gecontroleerde wirwar. Door een precieze beweging met de duim is in het krijt op de lens diens kromming en de reflectie van licht gesuggereerd. Heel vernuftig. Het beeld is af, want de camera is geactiveerd, hij registreert en is in focus. Hier wordt zichtbaar dat waar de duim de lens in werkelijkheid vies maakt, activeert deze kleine geste hier het gehele beeld. Die observatie is mooi. En de lens met de stof werking van krijt als glas. Een visuele pun. De titel Cam ontspoord dan via het woord camera, hetgeen afgebeeld is, in camp, het cliché. Er is het pornografische van de camera als het alziend oog, het zwart-wit, de negatief werking, in een associatief rijk beeld. Simpel, effectief en een cliché, maar iconografisch mogelijk de sterkste van die clichés.

 

De suggestie van glas en onze waarneming is eveneens onderwerp in het werk Reflections, 140 cm x 122 cm uit 2009. Aan de rechter wand hangt een ovalen spiegel, die in pikzwarte lakverf is uitgevoerd. Op de wastafel staat een glas met eveneens inktzwarte vloeistof erin, de wasbak zelf blijkt gedeeltelijk gevuld. Het werk lijkt onaf en af tegelijk, het is leeg en de spiegel is gevuld met duisternis. De muur is aangeduid door hele reeksen kleine, witte stipjes in vertikale rijen.

Wat is de spiegel? Keihard zwart en leeg, maar buiten het beeld om, namelijk door de omgeving te reflecteren, tegelijk daarmee gevuld. Het ovaal is een vorm in perspectief en krijgt door de illusie van de getekende omgeving betekenis. Het is een pastiche op het zwarte vierkant van Malevitch in een ovaal gevangen van de hand van Maurice Braspenning. Het is glimmend zwart op dof zwart, waardoor een verdubbeling van de diepte optreedt. Maar de spiegel heeft zelf eigenlijk geen diepte meer. De materie van de spiegel is gelijk aan het vocht in de wasbak. Er ontstaat een visueel raadsel, de inhoud is een illusie. U kijkt naar uzelf.

 

Een confronterend en akelig beeld is het recente werk Burning Man, 122 cm x 122 cm, eveneens uit 2009.

getattachment-297x300

Een restant mens, iemand is als een schaduw leesbaar, een geest zittend in een leunstoel. Het silhouet is door wit krijt omhuld alsof stoom van de figuur af dampt. Deze iemand is aangetast door de oppervlakte te beschadigen en daardoor is de mens opgeroepen uit het duister. Een aantal gespleten stukjes hout bepalen subtiel de beeldruimte door te zweven in het perspectief van de tekening. Boven de handen zijn vlakjes uit laagjes opgebouwde met vervolgens oranje erover heen. De figuur heeft in zijn beide handen vuur vast, harde vlammen van oranje die korstig opstijgen. Het is een verkolende figuur. Letterlijk opgebrand.

Een effectief, sterk en heftig beeld van zelfdestructie.

 

“Ik zag op tv een meisje in een inrichting. Het was een heel mooi meisje, maar haar hele onderarm was gekerfd met een scheermesje. De huid was als van een krokodil. Dat was bruut, teder en verleidelijk tegelijk.”

 

Soggy, 30.5 cm x 24 cm uit 2009. De afbeelding lijkt abstract en is een verrassing om te zien. In eerste instantie ziet u een ovale vorm die in de lucht hangt en als een aureool overkomt. Dan ziet u plots dat het een wiel is, de band versleten en dof en dan wordt u de dood van een auto gewaar. Op het kleine paneel ziet u een Hummer, herkenbaar aan de grille, omver gekanteld liggen. Het beest ligt op de rug in onderwerping. Een mismaakt icoon van de failliete industrie, als gevolg van de recente credit crunch. Soggy is gebruikt in de dubbele betekenis van verzadigd en ‘lacking spirit’, het ontbreken van de geest, dood. Het beeld van een cultuur van overvloed, oververzadigd, in verval.

 

Somber en beangstigend is ook het werk getiteld The City, 185 cm x 250 cm, uit 2008.

Schemer duisternis op het manshoge formaat van de blackboards. U ziet twee macabere figuren in monnikspij met kappen, met donkere lichamen van een voelbare kwaadaardigheid, die boven een abstracte maquette uit torenen. Hun schimmig gelaat blijkt van nietjes samengesteld, de rechter heeft een gedeelte van de maquette vast. Zoeklichten dwalen door de lucht. Er hangt een sfeer van doem rond de twee enorme geestverschijningen, buitenstaanders of aliens. Zichtbaar zijn ook schandpalen, de kooien op palen. De figuren lijken een soort vonnis te zullen vellen over de stad, die in miniatuur zich voor hen uitstrekt, in een opengebroken architectuur.

Maurice Braspenning werkt aan het oproepen van het beeld onder meer door het vertellen van een verhaal aan zichzelf, dat echter niet bij de toeschouwer moet beklijven als een verhaal, maar als de spanning en sensatie die men daaraan ontleent.

En hij slaagt daar wonderwel in, het is suspense á la Maurice Braspenning.

 

“Nee, alles wat je weet moet je loslaten, het toeval toelaten. Grenzen doorbreken gebeurt vaak intuïtief. Anders wordt het een saai schilderij, te bewust, spanningsloos.”

 

Allart Lakke, 2009.