Ik werkte aan de serie ‘portables’ eind jaren tachtig vorige eeuw. In een reusachtige hal van het Arsenaal, de voormalige leger stallen, ooit voor paarden, later voor onderhoud aan tanks in Brussel en tijdens de koude winter zong ik ‘Gordon Matta Clark, Dungedungkedeke (3X), Gordon Matta Clark, Dungedungkedeke (3X), Gordon Matta Clark’. Een ritmische litanie, alsof een geest bezworen diende te worden. Het houdt je warm, zingen.
Later zong ik ‘Marinus van der Lubbe, Marinus van der Lubbe, der Lubbe, der Lubbe, is een wasautomaat’.
In die goeie, ouwe tijd.
Mijn carriere in de kunst begon begin tachtig, dertig jaar geleden, ik volgde de Vlaamstalige opleiding Beeldhouwen aan het St. Lukas Instituut in Schaarbeek, Brussel. Een opgave voor een Nederlander vermits de Vlaming toen der tijd nog enige minderwaardigheid t.a.v. de kaaskoppen ervoer en het sentiment gretig compenseerde.
Het wrattenzwijn was de eerste opdracht van Koenraad Tinel, mijn leraar beeldhouwen. De opdracht betrof de reproductie van een dier in een houding naar keuze op groot formaat. In klei opbouwen rond een te lassen armatuur van metaal als skelet, afgieten (moulage) en in gips afwerken alsof het brons zou kunnen zijn, gepatineerd dus. Ik werkte naar twee vage foto’s uit de bibliotheek van het Instituut. Ik denk dat vooral het woord wrattenzwijn mij aantrok als een zielig en lelijk beest. Ik streefde een realisme na, maar de hoorns zijn feitelijk tanden, verkeerd geïnterpreteerd. De schedel is eveneens onnatuurlijk van vorm, ik projecteerde het uiterlijk bij elkaar vanuit het gebeente en de spieren, een fantasie.
Het bleek een gecompliceerde handeling om het beest af te gieten, een stuk-moule heet die techniek, het komt neer op het vervaardigen van een mal, een negatief in vele stukken. Ik leerde in te schatten hoeveel en hoe delicaat werk het is bepaalde vormen om te zetten van klei naar gips in een ruimtelijke, fysieke transformatie. De kostbaarheid van de moulage. De opleiding onder Tinel veronderstelde de ontwikkeling van handvaardigheid en materiaalkennis, zijn kunde was die van de smid en specifiek het drijven van metaal. Hij was een beeldhouwer-goochelaar en we leerden de nukken van materie. De volgende opdracht was een vrouwelijk model, gelegen op haar zij, steunend op de linkerarm en de benen gemakkelijk opgetrokken, ‘a reclining figure’ heet dat. Het model was hoogzwanger, haar buik zeeg tot op de grond en zij moest één op één in gips afgegoten worden. Dat beeld is verloren gegaan, zoals vele die volgden.
In tegenstelling tot het wrattenzwijn. Mijn ouders hebben jaren voor de kwetsbare gipsen versie zorg gedragen. Mijn jonge nichtjes bereden het dier, waarop de beide oren gerestaureerd moesten worden en mijn broer Hein nam het initiatief en het financiële risico het beest in brons te laten gieten. Deze eerste versie is verkocht via Transit, een tweede is inmiddels gegoten. De oplage is 10 stuks. Het beeld reproduceert zich, het groeit zonder mijn inspanningen.
Ook op de rug van de beide, bronzen wrattenzwijnen zaten kinderen rijdier te spelen.
Ik zou een kort, hermelijnen afgebiesd manteltje voor het dier willen laten maken. Heel kek.
Allart Lakke, 2010.