Hoorns (37) – Witloof Uit 1992-1993

Natuurlijk is het belachelijk je te excuseren na opzettelijk kwaad te hebben berokkend. Je overschrijd bewust een grens en onmiddellijk daarop biedt je je excuses aan.
Het is vals.
Maar het werkt.
Sorry!
En klaar. Men is verplicht het excuus te aanvaarden.
Het is grens overschrijdend, maar zonder consequentie, indien afgedekt met een acute schuldbekentenis en spijt. En ondanks dat deze bekentenis volledig gelogen is, veroorzaakt deze geen rouw bij de dader. Het is de perfecte, ondoorzichtige imitatie van de oprechte spijtoptant, in geval van een ongeluk, dus onopzettelijke overlast veroorzakend. Oh, nee, sorry!

 

Maar is het opzettelijk kwaad, indien iets onoprecht, iets onjuist, ontmaskerd wordt? Het is bijzonder pijnlijk voor de vertegenwoordiger van de onoprechtheid, maar de waarheid moet ons leiden.
Thomas Raat is een kunstenaar, die in zijn jeugd de goedheiligman Sint Nicolaas ontmaskerde, door in de klas diens baard van de kin los te scheuren. Zijn werk beoogt geloofsstructuren te ontmaskeren. Helder.

 

Excuses.

Kunst. Zie foto.
Hoorns (37) – Witloof is een werk uit 1992-1993.
De kist met inhoud is kortstondig onleesbaar voor de toeschouwer. Een ongedefinieerde voorraad. Het kistje is een goedkoop sinaasappelkistje, maar zwart geverfd. De hoorns zijn door hun draaiende vorm enigszins versmolten. Is het witloof?
De uiterlijke verschijning, de vorm in een groep, een hoeveelheid min of meer identieke onverpakte objecten in een open kist, doet denken aan een voorraad, een verzameling.
De witte hoorns komen uit de Dordogne, ik heb ze een jaar in de grond begraven, want vleesresten en haar kleefden nog aan de hoorns, de koeien waren vers geslacht. Mijn grootmoeder regelde de hoorns bij een abatoir. Het stonk naar verrotting en dood voor het de grond in ging.
Het werk is een vervolg op ‘Leipziger – Schmuck ims Gehirn – Het gewei’ uit 1991, vernietigd en hergebruikt in operaties van het Officium Censorum. Één van de hoorns diende in de ‘Giant Slaveclub – De slavendoder’ uit 1986-1993.
De serie werken hebben gemeen het gebruik van natuurlijke en/of aan krachtstof gerelateerde materialen en de toepassing van rituele werkwijzes. Ik schreef daarover in ‘Het kantelpunt van bierbliklusjes.’
En het werk ‘Witloof’ is antropologisch bedoeld, de gravering van Kokopilau in de hoorns opgevat als een merkteken van bezit. Alsof een boer de koeien ooit geoormerkt had. De hoorn van overvloed en het gaat over schuld, iemand de hoorns zetten. Kokopilau als de vrijgezel.
De nickname Witloof werd door Bert de Leenheer of Dirk Vanhecke gesuggereerd.

 

 

Titel werk (nickname): Hoorns (37) – Witloof
Beschrijving: 37 Koeiehoorns uit de Dordogne, met 1 tot 4 graveringen van Kokopilau (met blauwe en/of rode inkt ingekleurd) in een houten kistje, geschilderd in blauwe inkt. De hoorns staan willekeurig geschikt met de punt omhoog.
Formaat:
Materiaal: Hoorn, hout.
Jaartal: 1992-1993
Verzekeringswaarde:    fl. 3.333,–
Exposities:    ‘het werk 1991-1993’, Leuven 1993, ‘Das ganze Tohuwabohu zu Schrott zu schlagen’, Waregem 1994
Documentatie: Fotografie Patrick Schrevens, Gut Gutter Guts, 2000
In het bezit van: Allart Lakke
Bijzonderheden :

Allart Lakke, 2010.