De oorspronkelijke impuls voor de recente serie werken onderging de Leidse schilderes Fenny van de Wal (1951) in Mérigot, op een kampeerplaats in het zoete Frankrijk van de Auvergne. De plek bleek een inspirerende omgeving, waar Fenny enkele weken moederziel alleen met haar partner verbleef. Een bewuste keuze voor rust en contemplatie.
Wie is die schilderes Fenny van de Wal?
Haar vader zit voor het raam, zijn werkzame leven is hij boer geweest. Nu is hij bejaard en kijkt uit het raam naar een eik. Die eik is minstens even oud als de man en hij converseert met die boom. Het is het beeld van de boer in gesprek met het land.
Is dat vreemd?
De man heeft zijn leven lang gesproken met het land.
Fenny voert een soortgelijk gesprek in haar werk.
(citaat uit: De spirit in het ongerepte landschap van Fenny van de Wal, Allart Lakke 2009.)
Als enige dochter met twee oudere broers, op een boerderij opgroeiend in de boezem van de Vecht ontwikkelde zij een speciale band met de stilte, het water en de natuur, met de weidsheid en het overweldigende. Dat inzicht, dat tot ons komt in eenzaamheid en afzondering, is in haar werk terug te vinden. Fenny van de Wal leest het landschap in de verandering, die trage voortgang van het boetseren van de rivier doorheen een stroomdal of van het gestage leven van een boom. Fenny ervaart een verbondenheid die haar als kind al ontroerde en is bijgebleven.
De Auvergne is een vruchtbaar gebied bewoond sinds mensenheugenis, met een voor Fenny tastbare, intuïtieve herinnering dus. Het water, een betoverende ven in Mérigot, waaraan zij met haar tent in de zomer van 2010 stond, intrigeerde haar. Voorzichtig en met respect observeerde Fenny het landschap en fotografeerde het. Bescheiden en met een passioneel, zoekend oog, invoelend en volkomen geloofwaardig, want Fenny heeft watervrees. Het spiegelende water herbergt dan ook een andere wereld, afgesloten en mystiek. Het water en de waterkant worden grenzen, waar voorbij het mysterie huist. Van de Wal schildert die grenzen, die ze bewust opzoekt, ondanks haar vrees, nieuwsgierig naar de diepte, die sensatie van duisternis en de schittering in de zwarte spiegel.
“Het natte oppervlak is in de spiegeling leeg.
Het water is in plaats van de geijkte spiegel, zichzelf. Het dreigt.
En zoals het water is, is de lucht, het heeft een eigen identiteit. De lucht trekt het landschap tezamen in de schilderijen van Fenny van de Wal. Het is een beproefd aspect in haar werk, de kleurkeuze en de wijze waarop lucht en water het gamma samentrekt. Zachte tonaliteit.
Het is die sfeer die in haar schilderijen rondwaart. De sfeer van iets grenzeloos, ongrijpbaars, dreiging soms zelfs. Een spiritueel fluïdum. Een halo.”
(citaat uit: De spirit in het ongerepte landschap van Fenny van de Wal, Allart Lakke 2009.)
Op de laatste serie is geen lucht zichtbaar. Het is slechts water en aangrenzend land. Het zijn dus oevers die het beeld bepalen, oevers aan de overkant van de waterspiegel op brede, liggende formaten, die de weidsheid suggereren, die de schilderes emotief nodig acht. Geschilderd in een beproefde methode, de schilders technieken tegen elkaar gebruikend van paletmes, kwast en voeg rubber. Van zacht tegen hard, van de transparantie en spiegeling tegen soliditeit, in het contrast tussen het water en de begroeiing. Het standpunt is simpel en uiterst direct, namelijk alsof de toeschouwer zich boven het rimpelloze wateroppervlak bevind, als een libelle in vlucht, boven een onpeilbare diepte.
Van de Wal haar kunde is het vertalen van haar landschapsfotografie in een schilderij, dat ten doel heeft die gevoelsmatige connectie met het landschap te behouden, vast te leggen en over te dragen. Fenny van de Wal werkt gestaag en volhardend, zij beheerst haar kunst. De serie werken, getiteld Mérigot 1 t/m 25, zijn resultaat van een sterke en volwassen schilderkunst. Een emotieve lading in verf en dus voor een groot publiek aantrekkelijk werk.
In haar werk is het landschap verlaten in de natuur.
In het werk van Fenny zijn geen mensen, geen dieren, geen details, alleen de suggestie van pure ruimte.
Haar ervaring van het landschap is doordesemd van een gewaarwording van kracht van dat landschap. Haar schilderijen beschrijven hetgeen de ‘gewone’ werkelijkheid overstijgt, het bovennatuurlijke, want de schilderijen willen de vergankelijkheid in zich dragen. Het is het über-landschap. Fenny van de Wal begeeft zich in het landschap vol tijd sporen, zij bespeurt de krachten die in de natuur haar beloop hebben. Het lijkt een archeologie van de vergankelijkheid. De groei als het ware van landschappelijkheid. Fenny van de Wal onderzoekt het fysieke van landschap in de nagelaten sporen van de seizoenen en getijden.
( citaat uit Het Isenheimer Altar en über landschap, Allart Lakke, 2009.)
Een Überlandschap, het lijkt een beladen term, maar bedoeld wordt de bezieling in het oerlandschap door Fenny van der Wal, een bovenzinnelijk Water-Land.
Allart Lakke, januari 2011.
Water-Land, Pulchri-blad, jaargang 39, nr. 2, mei 2011.
www.fennyvandewal.nl